Het is de leukste vraag die je kunt krijgen als je met je boek bezig bent en als je de hoofdstukken zo uit je mouw kunt schudden. Maar het is de vervelendste vraag die je kunt krijgen als je boek niet wil vlotten.
Behalve aan een aantal kinderen had ik de proefleesversie ook aan een paar collega’s en vrienden gegeven. Een select groepje natuurlijk, het mochten er niet te veel worden. Iedereen reageerde enthousiast. Naast het vaste gegeven van 1200 woorden per hoofdstuk, zorgde ik er ook voor dat elk hoofdstuk eindigde met een cliffhanger. Dat werkte goed. Het was voor mij meteen duidelijk waar het volgende hoofdstuk over moest gaan en mijn proeflezers wilden meer, meer, meer!
Steeds meer vrienden en bekenden vroegen of ze het mochten lezen en ja, ik ben ook de beroerdste niet. Na elke paar vers geschreven hoofdstukken stond ik tientallen kopietjes te maken voor de meelezers. De hoofdstukken werden in hoog tempo geproduceerd en elke keer lukte het weer een spannend einde te verzinnen om de lezers tevreden te houden. Na 25 hoofdstukken begon men te vragen hoe dik het boek ging worden en hoeveel hoofdstukken er zouden volgen. Ik had altijd aangegeven bij 28 hoofdstukken te willen stoppen, maar eh … hoe rond je je boek eigenlijk af?
In de laatste drie hoofdstukken moest ik al die spannende gebeurtenissen oplossen en de gemaakte beloftes inlossen. Het was een onmogelijke taak. Ik heb geprobeerd het boek toch af te schrijven en dat is gelukt hoewel ik er niet tevreden over was (en mijn lezers waren ook ietwat neutraal over de afloop). Ik stuurde het boek op naar mijn vroegere lerares van de cursus in Rotterdam na haar commentaar hoopte ik weer verder te kunnen met het boek. Ondertussen kon ik het kinderboek eventjes laten rusten.
Wordt vervolgd …